Geachte genodigden,
Dames en heren,
Ik wordt veronderstelt om u in acht, of liever is mij gevraagd, en indien mogelijk, in vijf minuten
kunstenaars zijn niet de geduldigste toehoorders - diets te maken
wat de verschillen zijn tussen België en Nederland op het vlak van kunstonderwijs, kunsteducatie, amateurkunsten.
Eigenlijk kan ik voor mijn antwoord heel kort zijn: wij, Belgen, hebben iets wat jullie, de Nederlanders,
niet hebben en waarvan ik weet dat jullie ons daar zeer om benijden: namelijk ons schitterende systeem van het Deeltijds KunstOnderwijs, afgekort het DKO, beter gekend als de Academies voor Schone Kunsten, Beeldende
Kunsten, Kunstambachten en zo verder.
Laat het nu toch wel jullie koning Willem I zijn die ons in Eeklo dit geschenk heeft gegeven. Hij zou die Vlaamse boerenjongens in het zuiden een beetje cultuur bijbrengen en organiseerde, zoals in Eeklo, tekenlessen onder
de pui van het stadhuis. Bij de onafhankelijkheid van België in 1830 hebben we uiteraard gehouden wat goed was en zo is door de tijd heen de Academie geëvolueerd tot wat het nu is: een school waar door het praktisch
beoefenen van een of andere kunstdiscipline, de mens in zijn geheel beter van wordt.
Om de verschillen tussen de kunsteducatie in ons beider landen te duiden, wil ik uitgaan van de begrippen tijd en ruimte, twee begrippen die ook in de kunst zelf van groot belang zijn.
Eerst dus de tijd als letterlijk gegeven. In de Academie duurt een opleiding in één of andere kunstdiscipline zeven jaar. De eerste vijf jaar wordt in een opbouwend curriculum gezocht naar een eigen beeldtaal. De
laatste twee jaar zijn specialisatiejaren en wordt de leerling verondersteld een persoonlijk traject te volgen om tenslotte los te komen van de leerkracht en individueel een voldoende sterke basis te hebben om zelf
verder te gaan zoeken en onderzoeken.
De uitgesterktheid in tijd van onze opleidingen betekent een engagement van de leerling: voldoende aanwezig zijn om progressie op technisch én inhoudelijk vlak te bereiken. Ook voor de academie betekent de tijdsspanne
van zeven jaren een engagement: onderwijs leveren op een kwalitatief niveau. Daar zijn de leerkrachten uiteraard een belangrijke schakel, zij zijn dan ook, naast leerkracht, professionele en actieve kunstenaars. Ons
systeem van deeltijds kunstonderwijs is bijgevolg niet vrijblijvend. Zowel leerlingen als leerkrachten worden geëvalueerd.
In Nederland bestaan er, meer dan in België, allerlei ateliers waar amateurkunstenaars terecht kunnen. De amateurkunsten zijn structureel beter georganiseerd in Nederland. Er zijn overkoepelende organisaties die
bijvoorbeeld praktische of juridische ondersteuning bieden aan allerlei kunstprojecten.
Maar meestal zijn de cursussen in Nederland kortlopend in tijd en bijgevolg veel minder intensief en diepgaand. De eerder work-shop achtige ateliers bieden wel de mogelijkheid om met gelijkgestemden in een artistieke
sfeer te werken. Het sociale aspect overheerst vaak het kunstzinnige uitgangspunt.
Ruimte dan. De ruimte die wij u bieden, de grote en goed uitgeruste ateliers, zijn letterlijk werkplaatsen. In een atelier schilderkunst ervaar je bij de eerste aanblik dat daar intensief geschilderd wordt. In een
atelier beeldhouwkunst voel je de krachtinspanningen van de bewerking van klei en gips. Ik was enkele jaren terug te
beweging, geen gevoel van activiteit, geen artistieke beleving want er was geen werk of een aanzet
van een kunstwerk te bespeuren.
Datzelfde lege gevoel is me zelfs overvallen in de Hogeschool in Maastricht: prachtig gebouw, schitterende ateliers, alles op en top ingericht, alle technische hoogstandjes aanwezig maar geen leven, geen kunstwerk,
geen sfeer die het artistieke proces moet bevorderen.
Nog een groot, misschien wel het grootste verschil tussen noord en zuid: de kostprijs. Voor 183 euro volg je aan de Academie 8 uur les per week gedurende een heel schooljaar van september tot en met juni. In Nederland
betaal je al vlug minimum
-shop. Uiteraard komt dat verschil er doordat wij gesubsidieerd onderwijs zijn en lonen betaald worden door het ministerie van onderwijs. Maar ook de stad Eeklo investeert sterk in zijn
kunstonderwijs. Beide instanties verwachten logischerwijze een return op het vlak van voornamelijk weer de kwaliteit.
Zo kom ik waar ik begonnen ben en wil ik volgende concluderen: de vrijblijvendheid is in tijd en ruimte het grootse verschil in kunsteducatie tussen België en Nederland. Graag wil ik besluiten met een situatieschets
die moet aantonen dat er voorbij de grens nog verschillen zijn. Beeld u even in: een gewone zaterdagmorgen in Eeklo, 9 uur. Op de ruime parking naast de Academie staan op dat vroege uur al opvallend veel wagens met
Nederlandse nummerplaat. Ze voeren elk minstens twee, eerder drie tot vier leerlingen aan die zich een dag komen onderdompelen in de kunst. Van op de parking is de Nederlandse aanwezigheid voelbaar. Eens binnen in het
gebouw zijn ze ook duidelijk aanwezig: in discussie met elkaar en met de leerkrachten, ze zijn hoorbaar aanwezig. 5% van onze leerlingen hebben de Nederlandse nationaliteit, ik moet vaststellen dat dat er veel meer
lijken.
Maar ze zijn wel onze trouwste leerlingen: altijd op tijd, enthousiast en leergierig, dankbaar ook omdat zij, beter dan die Belgen beseffen hoe waardevol de Academie is. Dus wat mij betreft mogen er nog wel een
paar bijkomen.
Tenslotte wil ik de organisatoren feliciteren met de organisatie om kunst over de grenzen heen te verheffen. Aan de kunstenaars, veel succes en blijf denken en nadenken, zoeken en onderzoeken. Pas dan wordt kunst
met een kleine k groot. Ik dank u. Joke De Keyser, Directeur Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Eeklo.
Speech tijdens de opening van het Internationaal Kunstweekend op 26 november 2009.